top of page

IJzer, ferritine & Transferritine

  • Foto van schrijver: Als-de-nieren-klieren
    Als-de-nieren-klieren
  • 29 apr
  • 3 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 1 mei


IJzer, Ferritine en Transferritine

Bij de patiënt met nierinsufficiëntie en de dialysepatiënt wordt eens in de zoveel tijd de bloedwaarden van het ijzer, ferritine en transferritine bepaald. Maar wat doet ijzer eigenlijk in het lichaam, wat zijn de verschillen vormen en waarom zijn ze belangrijk bij mensen met nierinsufficiëntie, die moeten dialyseren? En whuuuut is hepcidine en wat heeft het met ijzer te maken?


IJzer in het algemeen

IJzer is een elektrolyt dat niet door het lichaam aangemaakt kan worden. Het ijzer dat nodig is, zal via de voeding het lichaam binnen moeten komen. IJzer kan wel worden opgeslagen in de lever en milt als reserve. Tevens speelt de lever een rol in de ijzerhuishouding, waardoor deze middels hormonen de darmen aanstuurt om meer of minder ijzer uit de voeding op te nemen.


Functies ijzer:

  • IJzer is een belangrijke bouwstof van hemoglobine, het eiwit dat nodig is voor de binding en het vervoer van zuurstof aan de rode bloedcel.

  • Bouwstof voor een macrofaag, een witte bloedcel die betrokken is bij het afweersysteem.

  • Bouwstof van ATP, een eiwit in de cellen wat noodzakelijk is om energie voor lichaamscellen vrij te maken.


Verschillende soorten ijzer

IJzer: het ijzer dat zich vrij in het bloed bevindt.

Het grootste gedeelte ijzer zit echter intracellulair. De hoeveelheid ijzer in het bloed zegt weinig over het intracellulaire niveau. Daarom wordt het niet standaard iedere maand afgenomen.

Normaalwaarde: 9 - 30 μmol / L (bij de niet-dialysepatiënt)


Ferritine: een noodzakelijk eiwit, aangemaakt door de lever, voor:

  • de binding van ijzer aan hemoglobine.

  • de opslag van ijzer intracellulair

Met andere woorden: zonder ferritine is het ijzer in het bloed niet bruikbaar, want de weefsels kunnen het ijzer niet opnemen.

Normaalwaarde: 8 - 110 μg/L (bij de niet-dialyse patiënt)


Transferritine: zorgt voor het transport van ijzer en vormt een brug tussen ijzer en ferritine

Normaalwaarde: 2,0 - 3,6 g/L



IJzerhuishouding bij de dialysepatiënt / patiënt met nierinsufficiëntie

Het probleem omtrent het ijzer-gehalte en de dialysepatiënt / patiënt met nierinsufficiëntie is twee-deling:

  • Er is sprake van een absoluut tekort aan ijzer

  • Er is een grotere behoefte aan ijzer


IJzer is een bouwstof voor rode bloedcellen en hemoglobine. Door de verminderde aanmaak van EPO heeft de patiënt met nierinsufficiëntie een grotere behoefte aan ijzer om rode bloedcellen en hemoglobine te kunnen opbouwen.


Tevens is IJzer-gehalte vaak verlaagd bij de dialysepatiënt door:

  • Gebruik fosfaatbinders: verhinderen naast opname van fosfaat in de darm ook de opname van ijzer uit de voeding.

  • Uitspoelen van ijzer tijdens dialyse

  • Uitspoelen van Vitamine C tijdens dialyse. Vitamine C is nodig voor opname van ijzer uit de voeding.

  • Grotere aanmaak hepcidine. Zie kopje ‘hepcidine’


Hepcidine

Hepcidine is een hormoon dat wordt aangemaakt door de lever. Het speelt een belangrijke rol in de ijzer-huishouding, ook voor de dialysepatiënt.

 

Hepcidine remt de opname van ijzer uit de voeding in de darmen. De lever maakt het aan als het ijzer-gehalte in het serum te hoog is. Vitamine D3 remt de aanmaak van hepcidine.

 

Bij dialysepatiënt wordt er teveel hepcidine aangemaakt. Door:

  • Minder vitamine D3

    • De nieren zetten inactief vitamine D2 om in actief vitamine D3. Wanneer de nieren minder goed werken, wordt er minder actief vitamine D3 omgezet, waardoor het hepcidine-gehalte hoger kan stijgen

  • Hemolyse: afbraak rode bloedcellen, waarbij ijzer vrij komt. Hierdoor:

1) Verhoogt het ijzer-gehalte in het bloed tijdelijk

2) waardoor meer aanmaak hepcidine

3) waardoor minder opname van ijzer uit voeding.


Acute fase / infectie & gevolgen voor de dialyse

 

Ferritine is een positief acute-fase eiwit. Dit wil zeggen dat het bloed een hoger gehalte heeft als er sprake is van een ‘acute fase’, met andere woorden: bijvoorbeeld een infectie. Een ziekteverwekker, een bacterie of een virus, heeft ijzer nodig om te overleven. Het gebruikt hiervoor het ijzer uit het bloed. De lever reageert hierop door ferritine aan te maken, waardoor de mogelijkheid wordt geboden om ijzer uit de bloedbaan op te slaan in ferritine. Mocht er een hogere ijzer-inname zijn, dan is er de mogelijkheid om het ijzer te binden aan ferritine, zodat de ziekteverwekker het ijzer niet als voedingsbodem kan gebruiken.


Ook wordt in een macrofaag (een witte bloedcel, noodzakelijk in de strijd tegen de ziekteverwekker) ijzer opgeslagen in de vorm van ferritine, hetgeen de witte bloedcel nodig heeft om te functioneren. 


Een hoog ferritine-gehalte kan dus een teken zijn van een infectie, zonder dat er daadwerkelijk meer ijzer beschikbaar is. Bij een hoog-ferritine-gehalte kan de nefroloog vragen ook een CRP-meting te verrichten.


Het gevolg van de aanmaak van meer ferritine is dat de aminozuren uit de voeding hiervoor verbruikt worden. Hierdoor zijn er minder aminozuren over om bijvoorbeeld albumine te maken. Op de langere termijn kan bij een infectie het albumine-gehalte lager worden. De patiënt kan hierdoor hemodynamisch wat onstabieler worden tijdens dialyse doordat de osmolariteit van het bloed lager is. Hierdoor is minder refill vanuit het weefsel naar de bloedbaan mogelijk, waardoor de patiënt sneller hypotensief wordt.


 
 
 

コメント


bottom of page